In het eerste jaar Duits op de middelbare school, maak je al kennis met de ein-groep. Deze hoef je alleen nog maar in de 1e naamval (onderwerp) te kennen. Heb je binnenkort een toets over dit onderwerp? Dan ben je hier op de juiste plek! Hier leg ik uit hoe je het beste zo’n opdracht kunt maken.
- Stap 1: Leer de woordjes uit de ein-groep. Wil je jezelf overhoren? Klik dan hier.
een | ein |
geen | kein |
mijn | mein |
jouw | dein |
zijn | sein |
haar | ihr |
ons / onze | unser |
jullie | euer |
hun / uw | Ihr |
- Stap 2: Bij een invuloefening krijgen woordjes uit de ein-groep die vóór een vrouwelijk of meervoudig woord staan, een -e als uitgang.
Voorbeeld vrouwelijk: een vrouw [v]
Duits: eine Frau
Voorbeeld meervoud: haar kinderen [mv]
Duits: ihre Kinder - Stap 3: Alle woordjes uit de ein-groep die vóór een mannelijk of onzijdig woord staan, veranderen niet.
Voorbeeld mannelijk: een man [m]
Duits: ein Mann [m]
Voorbeeld onzijdig: zijn kind [o]
Duits: sein Kind
Voorbeeldopdracht:
Schrijf eerst alle vertalingen van de woordjes van de ein-groep op en schrijf bij de vrouwelijke en meervoudige vormen een -e als uitgang.
- (onze) Nachbarn [mv] haben zwei Hunde.
- Wann fängt (jouw) Party [v] an?
- (haar) Freund [m] ist ganz nett.
- Das ist (mijn) Oma [v] und (mijn) Opa [m].
- (hun) Baby [o] heißt Josie.
Antwoorden:
- unsere [mv]
- deine [v]
- ihr [m]
- meine [v], mein [m]
- ihr [o]
Zelf nog een online oefening maken? Dat kan hier!