Bovenbouw (klas 4 t/m 5) Grammatica Onderbouw (klas 1 t/m 3) Werkwoorden

Sterke werkwoorden

Wat is er nou bijzonder aan sterke werkwoorden in het Duits? Waarom moeten wij die leren en wat is nou de makkelijkste manier om dat te doen?

In onderstaand filmpje leg ik het in 1 minuut uit.

Ging dat iets te snel? Geen probleem, hier kun je de uitleg nog even rustig nalezen.

In het Nederlands kun je sterke werkwoorden herkennen, doordat ze in de verleden tijd van klank veranderen. Daarnaast eindigt het voltooid deelwoord niet op -d, maar op -en. In het Duits is dit ook zo, kijk maar:

Voorbeeld tegenwoordige tijd: slapen [schlafen]
Voorbeeld verleden tijd: sliep [schlief]
Voorbeeld voltooid deelwoord: geslapen [geschlafen]

In de tegenwoordige tijd is het in het Nederlands verder niet veel aan de hand: ik slaap, jij slaapt, hij slaapt etc. In het Duits is dit anders, omdat er in de tegenwoordige tijd ook een klankverandering plaatsvindt. Namelijk in de ‘du’ en ‘er/sie/es’ vorm, voorbeeld:

ich schlafe
du schläfst
er/sie/es schläft
wir schlafen
ihr schlaft
sie/Sie schlafen

Basisregel klankverandering sterke werkwoorden Duits
De volgende drie klanken veranderen in de ‘du’ en ‘er/sie/es’ vorm:

Lange e = ie [lesen, du liest, er/sie/es liest]
Korte e = i [essen, du isst, er/sie/es isst]
a = ä [fahren, du fährst, er/sie/es fährt]

Snel en makkelijk leren
Je schrijft de rijtjes van de regelmatige werkwoorden op en zet sterretjes bij ‘du’ en ‘er/sie/es’, zodat je weet, dat dáár de klankverandering plaatsvindt bij sterke werkwoorden met een lange/korte e of een a in de stam. De uitgangen van de sterke werkwoorden zijn dus hetzelfde als de uitgangen van de regelmatige werkwoorden.

normaalstam op -d/-tstam op s-klank
icheee
*dustestt
*er/sie/estett
wirenenen
ihrtett
sie/Sieenenen

Wanneer je dus een sterk werkwoord hebt en je komt uit op een vorm met een *, dan moet je op de klankverandering letten.

Uitzonderingen
Helaas zijn er inderdaad uitzonderingen. De meest voorkomende uitzonderingen die op de middelbare school worden behandeld, zijn de werkwoorden: geben [geven], nehmen [nemen], treten [trappen]
Deze drie sterke werkwoorden hebben allemaal een lange e in de stam, maar deze klank verandert in een i:

geben – du gibst, er/sie/es gibt
nehmen – du nimmst, er/sie/es nimmt
treten – du trittst, er/sie/es tritt

Verleden tijd
Uiteraard verandert de klank van sterke werkwoorden in het Duits óók in de verleden tijd. Er is hier helaas geen vaste regel voor en je kunt ook niet vertrouwen op het Nederlands: het is namelijk wél slapen [schlafen] – sliep [schlief], maar óók drinken [trinken] – dronk [trank]. Schade.. De klanken van de verleden tijd zal je dus helaas wel gewoon uit je boeken moeten leren.

Oefenen?
Hier kun je oefenen met sterke werkwoorden Duits. Succes!

Vind je dit nog lastig?
Heb je nog vragen of behoefte aan extra uitleg? Hier vind je een overzicht van online bijles Duits en online examentraining Duits. Stuur gerust een berichtje, via Whatsapp ben ik het snelst te bereiken.

Over auteur

• Tiffany Roggenthien
• 34 jaar
• Native-speaker
• Eerste graads docente Duits
° Werkzaam in het onderwijs sinds 2012; vmbo/havo/vwo zowel onder- als bovenbouw